Toen György Ligeti in 1982 de laatste hand legde aan zijn ‘Trio voor viool, hoorn en piano’ gaf hij het de ondertitel ‘Hommage à Brahms’ mee. Ligeti wilde inderdaad een moderne pendant creëren voor het ‘Trio opus 40’ dat Johannes Brahms in 1865 componeerde voor diezelfde merkwaardige bezetting.
In een schijnbaar klassieke vierdelige vorm trekt Ligeti alle registers open: het trio begint met een bizarre lyrische dialoog waarin viool en hoorn elk hun eigen logica en timing blijven volhouden. Het tweede deel is een snelle polyritmische dans met ongeziene acrobatieën in de hoorn, het derde een burleske mars waarin viool en piano de grenzen van de ritmische coördinatie aftasten. Met een indrukwekkend ‘lamento’ geïnspireerd op Oost-Europese rouwmuziek, maakt Ligeti het verhaal rond.
Op zijn beurt kreeg ook György Ligeti navolging: zijn Deense student Hans Abrahmsen kwam al in 1984 op de proppen met de ‘6 Stykker’ voor hoorntrio. Deze karakterstukjes, die sprekende titels als ‘Blues’ of ‘For the Children’ dragen, zijn duidelijk een commentaar op Ligeti’s trio, maar zijn opvallend helder en eenvoudig. Door die economische manier van componeren wordt Abrahamsen wel eens in het hokje ‘new simplicity’ geplaatst…
Enkele jaren na de compositie van zijn hoorntrio begon Ligeti nog aan een geheel nieuw verhaal. Hij raakte in de ban van de etudes voor piano van Chopin en Debussy en besliste zelf ook een reeks te schrijven. Uiteindelijk schreef hij niet minder dan 18 etudes, die zeer snel klassiekers zijn geworden door hun ongebreidelde creativiteit en originaliteit. ‘L’escalier du diable’ is één van de vele polyritmische etudes. Een zich steeds herhalende chromatisch stijgende ladder tart de uiteinden van het klavier én de extremen van de dynamiek.
Ligeti’s ‘Sonate voor cello solo’ komt uit een gans ander tijdperk: Het eerste deel ‘Dialogo’ schreef hij zelfs al tijdens zijn studententijd in 1948. Het beschrijft een conversatie tussen een man en een vrouw, verklankt door een afwisseling van de hoge en lage snaren van de cello. Het tweede deel kwam 5 jaar later tot stand en is een virtuoos ‘Capriccio’ in de stijl van Bartók. Het werk is een mooie illustratie van de rijke Hongaarse muziektraditie waar de jonge Ligeti graag deel van wilde uitmaken, ook al werd zijn muziek toen al te vaak door de communistische comités afgekeurd…
Last but not least wilden we in dit programma ook nog een zeer recent werk lanceren van de Amerikaans/ Italiaanse componist Christopher Trapani (1980°) die met zijn onaflatende stroom van goeie ideeën en heldere, beknopte stijl zonder schroom naast Abrahamsen mag staan. Een ontdekking voor Het Collectief is alvast zijn ‘Passing through, Staying put’ voor pianotrio.
ABRAHAMSEN, 6 stukken
LIGETI, L'escalier du diable
TRAPANI, Passing Through, Staying Put
LIGETI, Sonate voor cello solo
LIGETI, Hoorntrio
Thomas Dieltjens, piano - Félix Roth, hoorn - Wibert Aerts, viool - Martijn Vink, cello
OF
Aan de wieg van deze ijzersterke traditie stonden figuren als Bela Bartok en ook Zoltán Kodály, die de Hongaarse volksmuziek als bron gebruikten voor een geheel nieuwe richting in de Europese kunstmuziek. Kodály's Duo voor viool en cello is een mooi voorbeeld van deze originele stijl: uiterst expressieve en vaak getormenteerde melodieën alterneren met herkenbare volksdansen met al even typische radicale tempowisselingen.
KODALY, Duo voor viool en cello opus 7 in re klein
LIGETI, L'escalier du diable
LIGETI, Sonate voor cello solo
LIGETI, Hoorntrio
Thomas Dieltjens, piano - Félix Roth, hoorn - Wibert Aerts, viool - Martijn Vink, cello
Kalender
2022.10.28 De Bijloke Gent (1)
2023.03.12 CC Maasmechelen (2)